Afgelopen dinsdag heeft Staatssecretaris Wiebes, op de dag van stemming, de Eerste Kamer gevraagd het Wetsvoorstel Uitfaseren PEB niet in stemming te brengen. Mede naar aanleiding van vragen van de NOB d.d. 25-11 en de reacties die loskwamen als gevolg van de antwoorden hierop van de Staatssecretaris d.d. 2-12-2016, heeft hij last minute dit verzoek gedaan. De tekst hiervan is onderaan deze mail opgenomen.
Wrang is dat de directe aanleiding een boemerang is die men eerder overwoog zelf te werpen. Om DGA's te pushen over te gaan tot afkoop, heeft het Min. Fin. overwogen dwingend op te leggen dat de indexatielasten van het pensioen, waarvan de opbouw is gestaakt, ineens moesten worden genomen. Hiervan heeft men later afgezien en juist deze discussie leidt nu tot het uitstellen van de invoering.
Aangezien de Eerste Kamer een Wetsvoorstel niet kan wijzigen, is het nu wachten op de aangekondigde Novelle, wat een nieuw wetsvoorstel is. Deze Novelle moet eerst door de Tweede Kamer worden aangenomen. Hoe lang dit nog gaat duren is onduidelijk. In het wetsvoorstel zijn ook een aantal ‘overige pensioenmaatregelen’ opgenomen waaronder:
- het vervallen van het doorwerkvereiste bij pensioenuitstel;
- de toetsing van de hoogte van het pensioen bij ingang aan de fiscale bovengrenzen van 100% resp. 70% van de pensioengrondslag.
Dit zijn voor de praktijk belangrijke maatregelen waarvan nu ook moet worden afgewacht wanneer deze in werking treden.
Onze verwachting is dat de noodzakelijke reparatie in het eerste kwartaal 2017 zal worden gerealiseerd en dat de Wet met terugwerkende kracht zal ingaan per 1-1-2017, maar zeker is dat uiteraard niet. Onduidelijk is ook wat een aanpassing van dit wetsvoorstel voor mogelijkheden van de DGA gaat betekenen.
Wij houden jullie op de hoogte van de ontwikkelingen.
Hieronder nog enkele links naar de relevante documenten;
Verzoek Wiebes omtrent stemming
Reactie Tweede Kamer op dit verzoek
Antwoorden Wiebes 2-12-2016
Vraag NOB 25-11-2016:
8 Toekomstige indexatie premievrije aanspraken
Vraag: hoe dient de toekomstige indexatie te worden gewaardeerd die reeds was overeengekomen inzake de premievrij gemaakte aanspraken?
Toelichting: in veel pensioenbrieven is opgenomen dat de premievrije pensioenaanspraken tot aan de pensioeningangsdatum worden geïndexeerd. Nu de BV niet langer wordt aangemerkt als kwalificerende uitvoerder, is het denkbaar dat de toekomstige indexatie in één keer moet worden opgenomen in/bij de pensioenverplichting? Is de last uit dien hoofde dan ook ineens aftrekbaar? Of mag deze last eerst in aanmerking worden genomen bij omzetten of afkoop? Valt de fiscale toename van de pensioenverplichting wegens het ineens als last verwerken van de toekomstige indexatierechten (ook) onder de sanctiebepaling van de 125% aangroei? En kan de gehele fiscale verplichting worden omgezet in een ODV of worden afgekocht? Luidt het antwoord op laatstgenoemde vraag anders indien de DGA nog vóór 1 januari 2017 de bestaande pensioenverplichting van intern eigen beheer zou omzetten naar extern eigen beheer?
Antwoorden Staatssecretaris Wiebes 2-12-2016:
De NOB vraagt hoe bij de waardering van de pensioenverplichting moet worden omgegaan met de uit de pensioenbrief voortvloeiende verplichting om de premievrij gemaakte pensioenaanspraken tot aan pensioeningangsdatum te indexeren. Ingeval in de pensioenbrief is bepaald dat de opgebouwde pensioenaanspraken zullen worden geïndexeerd indien de pensioenopbouw in eigen beheer voor de pensioeningangsdatum wordt beëindigd, zal daar bij de waardering van de pensioenverplichting rekening mee gehouden moeten worden zodra deze omstandigheid zich voordoet. De pensioenverplichting op de balans van het eigenbeheerlichaam (hierna ook: de bv) is de weergave van de pensioenuitgaven die de bv in de toekomst zal moeten doen. Op het moment dat duidelijk is dat de opgebouwde pensioenaanspraken tot aan pensioeningangsdatum geïndexeerd zullen moeten worden, heeft dat invloed op de omvang van de toekomstige pensioenuitgaven van de bv. Op basis van goed koopmansgebruik (met name het realiteitsbeginsel en het voorzichtigheidsbeginsel), zal voor de waardering van de pensioenverplichting in principe rekening gehouden moeten worden met de verplichting om de opgebouwde pensioenaanspraken tot aan pensioeningangsdatum te indexeren. In het op www.belastingdienstpensioensite.nl gepubliceerde Vraag & Antwoord 09-004 heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst echter aangegeven dat uit praktische overwegingen bij de waardering van een geïndexeerde pensioenverplichting in eigen beheer kan worden uitgegaan van nominale uitkeringen en een rekenrente van 4%. Dit Vraag & Antwoord 09-004 kan ook worden toegepast in de situatie dat de pensioenaanspraken premievrij zijn gemaakt en volgens de pensioenbrief geïndexeerd moeten worden tot aan de pensioeningangsdatum
De NOB vraagt ook of de lasten in verband met de indexatieverplichting na het premievrij maken en “bevriezen” van de pensioenaanspraken ineens ten laste van de fiscale winst gebracht kunnen worden. De lasten in verband met de toename van de pensioenverplichting door de indexatieverplichting kunnen door de werking van de artikelen 3.26 tot en met 3.28 van de Wet IB 2001 niet ineens ten laste van de fiscale winst worden gebracht. De lasten in verband met de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken kunnen ten laste van de fiscale winst worden gebracht naarmate deze lasten zich daadwerkelijk hebben voorgedaan. De indexatielasten kunnen ook ten laste van het fiscale resultaat worden gebracht ingeval de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken met toepassing van het voorgestelde artikel 38n van de Wet LB 1964 worden afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting. Op het moment van afkoop of omzetting worden de indexatielasten voor die pensioenaanspraken daadwerkelijk gerealiseerd.